(L.V.) heet de Bijbelvertaling, die tot stand kwam door de samenwerking van enige Leidse (aldaar werkende of gevormde) theologen. Kuenen, hoogleraar in het O.T., was verzocht de leiding en revisie op zich te nemen, hetgeen hij na sterke aarzeling had aanvaard.
Het werk, in 1885 aangevangen, werd bemoeilijkt door het overlijden, eerst van Kuenen (1891), toen van Hooykaas (1894) en 'n 1897 van Kosters. Alleen Oort beleefde de voltooiing van het O.T. in 1901.
Hij was het ook die nadien het N.T. vertaalde (in 1912 verschenen). Het geheel betekende voor de vrijzinnigen een wetenschappelijke arbeid van bijzondere betekenis, al vonden taal en stijl niet in alle opzichten waardering en al worden thans de in de veelal uitvoerige inleidingen (bij het geheel en de afzonderlijke boeken) en aantekeningen gegeven opvattingen, ook in de kring der Modernen, niet meer volledig aanvaard.
De rationalistische grondtoon maakt deze vertaling voor Katholieken onaanvaardbaar.