zijn de gewapende expedities, waarbij de verdediging van een christelijk belang de eigenlijke inzet was. De naam geldt allereerst voor de krijgstochten, die van de nde tot de 13de eeuw tegen de Islam werden ondernomen.
Het ligt voor de hand, dat het verlangen de H.H. Plaatsen uit de handen van de ongelovigen te bevrijden grote invloed heeft uitgeoefend, maar het dreigend gevaar, dat het christelijke Westen door de Mohammedaanse Turken onder de voet gelopen zou worden, is toch de eigenlijke oorzaak van de kruistochtbeweging geweest.
Dat deze beweging tot stand kon komen, is te danken aan de maatschappelijke en religieuze verhoudingen, die de samenstelling van legers, soms tegen de vorsten in, mogelijk maakten en waardoor de geesten ontvankelijk waren voor de oproep der pausen of hun legaten. Gewoonlijk onderscheidt men 7 of 8 kruistochten, waarvan de eerste, in 1096 begonnen, leidde tot de verovering van Jerusalem, terwijl de val van Acco in 1291 als het einde wordt beschouwd.
De kruistochten hebben in zoverre hun doel bereikt, dat de opmars van de Islam voor lange tijd tot staan werd gebracht. De veroverde gebieden gingen echter weer al te spoedig verloren; daar het bezit van de H.H.
Plaatsen niet kon worden gehandhaafd, beschouwen sommigen — ten onrechte de kruistochten als een vrijwel volkomen mislukking. Zeker zouden de kruistochten grotere resultaten hebben gehad, indien minder vaak avonturisme en hebzucht in de plaats van het godsdienstig élan waren getreden en indien men alles had gedaan om zich blijvend van de medewerking der Oosterse Christenen te verzekeren.
Het algemeen belang der Christenheid is in feite geschaad door de stichting van min of meer zelfstandige, weinig levensvatbare vorstendommen in het Oosten, door de handelsgeest, die van het eigenlijke doel afleidde, door conflicten met het Byzantijnse Rijk, waardoor de tegenstelling tussen Oost en West voor de toekomst nog meer werd verscherpt. Maar desondanks hebben de kruistochten nog in meer opzichten gunstig gewerkt.
Ze hebben bijgedragen tot de pacificatie van het Westen, tot een godsdienstige bezieling, welke zich op allerlei gebieden openbaarde, tot een verdieping van de vroomheid, speciaal in de devotie tot de H.
Mensheid van Christus, en hebben in het algemeen de Westerse cultuur bevrucht met het geestelijke bezit van de hogere Oosterse beschaving.
Tijdens de kruistochten zijn de geestelijke ridderorden ontstaan, waarin het ridderwezen aan het monniksideaal werd verbonden. Behalve tegen de Mohammedanen werden ook kruistochten ondernomen tegen de heidense Wenden, tegen de ketterse Albigenzen en, later, tegen de Taborieten in Bohemen. j. N.