Op vele plaatsen der H. Schrift wordt het koningschap van de Messias verkondigd; niet alleen wordt Hij in het O.T. door de profeten als koning voorspeld, maar Hij heeft zichzelf ook als koning geopenbaard en zijn koningschap uitdrukkelijk voor Pilatus beleden.
Dit koningschap zegt niet alleen de hoogste waardigheid onder de mensen, op grond van de hypostatische vereniging, maar eveneens een eigenlijke heersersmacht, die Hem als Godmens en Verlosser toekomt, en welke zowel wetgevende en oordelende als uitvoerende macht omvat. Dit koningschap oefent Hij uit na zijn verrijzenis en hemelvaart als zetelende aan de rechterhand des Vaders.
Totdat Hij wederkomt heerst Hij in de kracht van zijn Geest die Hij uitzond. Maar zijn heerschappij geschiedt nu nog in verborgenheid.
Terwijl de uitdrukking Hoofd der Kerk (Kol.) of Hoofd van het Mystieke Lichaam vnl. de klemtoon legt op de innerlijke en geestelijke levensbeïnvloeding, die er van het hoofd op de met hem verbonden ledematen overgaat, wijst het koningschap meer op het bestuurlijke, zonder dat evenwel de innige en nauwe banden met het profetische en priesterlijke ambt mogen worden doorgesneden. Deze koningsmacht is bovendien niet beperkt tot de Kerk als mystiek lichaam, maar is universeel, strekt zich uit tot allen, individuen en maatschappijen, al heerst zij over de maatschappij op een andere wijze dan over de Kerk.
Zij is geestelijk van karakter; wel strekt zij zich ook tot het tijdelijke uit, maar doelt daarbij altijd op het geestelijk welzijn. Zij is dus anderssoortig dan het koningschap dezer aarde.
Terwijl het koninkrijk van Christus pas in de eeuwigheid tot volle openbaring komt, heeft in deze eon zijn rijk concrete gestalte in de Kerk die Hem als haar Koning bemint en gehoorzaamt. Tegenover het moderne laïcisme heeft Pius XI op het Koningschap van Christus en de daaruit voortvloeiende rechten en plichten sterke nadruk gelegd door de invoering (1925) van het Christus-Koningfeest (laatste Zondag van October).
G.
D.
G./J. C.
G.