noemt de Kerk hen, die de leer van Christus en de Apostelen in de Oudheid aan de Kerk der volgende eeuwen hebben overgeleverd. Om met deze titel geëerd te worden moet van de persoon in kwestie kerkelijk worden bevestigd: diens oudheid (eerste zeven eeuwen), heiligheid en zuiverheid in de leer.
Wanneer al de kerkvaders een bepaald leerstuk als geopenbaard aannemen geldt dit voor de Kerk zonder meer als Goddelijke overlevering. De mening van één kerkvader bezit niet die waarde maar is toch van groot belang wegens hun door de Kerk erkend gezag.