kardinaal de (1885-1955), aartsbisschop van Utrecht, kerkhistoricus, was sinds 1914 professor te Rijsenburg, waar hij in 1931 president werd. Gedurende één jaar was hij coadjutor van mgr.
Jansen, die hij m 1936 als aartsbisschop op volgde. Pius XII verhief hem in 1946 tot het kardinalaat.
Sinds 1951 zag hij zich om gezondheidsredenen gedwongen de bestuurszorgen aan een coadjutor over te dragen. Zijn grote verdienste voor de wetenschap vormt ongetwijfeld zijn Handboek der Kerkgeschiedenis.
Als kerkvorst onderscheidde hij zich bijzonder tijdens Wereldoorlog II door zijn onverschrokken verzet tegen de aanranding van onze fundamentele rechten en vrijheden van de kant der Duitse bezetters. Man van brede visie, nam hij deel aan het interkerkelijk overleg gedurende de oorlogsjaren en toonde daarna zijn grote belangstelling en liefde voor het oecumenische werk.
