(1491/95-1556), stichter der Jezuïetenorde, stamde uit een Spaans-Baskisch riddergeslacht. Na een losbandige jeugd als militair bij het beleg van Pamplona gewond kwam hij tijdens zijn verpleging op „Loyola" door lezing van geestelijke boeken tot inkeer.
Hij pelgrimeerde naar het Catalaanse Mariaheiligdom Montserrat, wijdde zijn zwaard aan de Moeder Gods en leidde in een grot bij het naburige stadje Manresa een streng leven van boete en gebed. Hier componeerde hij grotendeels de Exercitia Spiritualia (zie ook Spiritualiteit, 6).
Terug van een bezoek aan het H. Land begon hij zich voor te bereiden op het priesterschap aan de Sorbonne te Parijs, waar hij enige medestudenten de „geestelijke oefeningen” liet doormaken.
Samen met hen legde hij 15 Aug. 1534 in een Mariakapel op Montmartre de gelofte af tot een bedevaart naar het H. Land en tot een apostolaat aldaar onder de Muselmannen.
Zo dit niet mogelijk mocht blijken, zouden zij zich ter beschikking stellen van Christus’ plaatsbekleder. Priester gewijd was het hun wegens een oorlog tussen Venetië en de Turken niet mogelijk naar het H.
Land te gaan, en dus boden zij zich aan de paus aan, toenmaals Paulus III. Zij ontwierpen een regel de zgn.
Formula Instituti voor een nieuwe orde, die zij de Sociëteit van Jesus noemden.
In 1540 keurde de paus deze regel goed; Ignatius werd de eerste generaal en kreeg de opdracht de constituties samen te stellen.
Ignatius was niet alleen de opperbevelhebber, maar ook de fijne mensenkenner en liefdevolle vader voor de zijnen, die hij leidde en steunde, troostte en vermaande. Zelf leidde hij een verstorven en mystiek-met-God-verbonden gebedsleven, lichtend voorbeeld voor al zijn volgelingen, die hij steeds opnieuw voorhield, dat al hun werk onvruchtbaar was, als zij niet, doordrenkt van gebed en versterving, verbonden waren met Christus, Bron van genade.
Verder stichtte hij nog te Rome het Romeins College (thans Gregoriaanse universiteit) en het Germanicum voor de opleiding van de Duitse en Hongaarse geestelijkheid. Daarnaast ging zijn zorg uit naar de verwaarloosde jeugd, gevallen meisjes enz.
In 1606 is hij zalig en in 1622 heilig verklaard, en in 1922 door Pius XI uitgeroepen tot patroon van alle geestelijke oefeningen, waarvan hij de grondlegger is geweest. j. En.