(Deurwachter) (Lat.: ostiarius) was oudtijds de kerkelijke functie van hen die de wacht hielden bij de deuren om te voorkomen dat ongedoopten bij de heilige vieringen tegenwoordig zouden zijn. Noch het ambt noch de zegening daartoe zijn echter in de oude Kerk algemeen geweest.
De wijding der deurbewaarders, als eerste van de vier lagere wijdingen der geestelijken, is in de 10de eeuw uit de Gallisch-Germaanse kerkgebruiken blijvend in de Romeinse liturgie opgenomen. In het ritueel worden als functies genoemd: het tijdig openen van het kerkgebouw en het luiden van de klok om de gelovigen tot de diensten op te roepen, functies die tegenwoordig in de regel door de koster worden vervuld. c.
A. B.