(Hebr., gezegend [is Jahweh], zoon van Neria, trouwe vriend en helper van Jeremias, heeft volgens Jer. 36 : 4 vv. in 605 v. Chr. de profetieën van Jeremias opgeschreven en het volk voorgelezen.
Toen deze boekrol door koning Jojakim verbrand werd, begon Baruch voor de tweede maal en breidde het werk nog uit (Jer. 36 : 23, 32). Samen met Jeremias werd hij naar Egypte meegevoerd (Jes. 43 : &).Het boek Baruch wordt in het opschrift toegeschreven aan Jeremias’ helper. Het is overgeleverd door de Septuagint en wordt door de Katholieke Kerk gerekend tot de canonieke geschriften, door de Hervormden tot de apocriefen. Het boek schijnt tegen het einde van het oudtestamentische tijdperk (in het Hebreeuws) geschreven te zijn. Zijn diepzinnige theologische inhoud omvat een boetegebed in de stijl van een klaaglied (1 : 15-3 : 8), een didactisch dichtwerk (3 ; 9-4 : 4) en een serie troost- en klaagliederen (4 : 5-5 : 9). Hoofdstuk 6 de brief van Jeremias moet van het boek Baruch worden losgemaakt. j. w.