van Laodicea (ca. 310-ca. 392) verliet in 375 de Kerk in verband met zijn leer over Christus, welke als ketterij veroordeeld werd (o.a. op het 2 de Algemene Concilie van Constantinopel in 381). Man van hoogstaande levensallure en van groot aanzien, geschoold rhetor en bevriend met Athanasius, is hij een tijdlang bisschop geweest in zijn vaderstad Laodicea.
Daarna heeft hij in Antiochië als leraar gewerkt. Uit vrees voor een scheiding van Godheid en mensheid in Christus zocht hij de nauwste verbinding van beide begrijpelijk te maken door de Logos de plaats te doen innemen eerst van de ziel, later van de mens Christus.
Door deze leer werd dus feitelijk afbreuk gedaan aan het volledig mens-zijn van Christus. Zijn aanhangers noemden zich Apollinaristen.
De overblijfselen van deze secte bestonden nog tot in de 5 de eeuw, totdat ze opgingen in die der Monophysieten. In de tijd der Hervorming beschuldigden Protestanten en Katholieken elkaar van Apollinaristische leerstellingen.Toen keizer Julianus aan christenleraars het onderwijs in de klassieken verbood, heeft Apollinaris zich verdienstelijk gemaakt door het scheppen van een christelijke literatuur ter vervanging van de klassieken : dialogen, oden, een epos van de Israëlietische geschiedenis tot koning Saul.