(Gr.) betekent vnl. wijgeschenk aan een god. In het Grieks der Septuagint betekent het (de weergave van het Hebr. chérem) een vloek waarmee iets door God voor de vernietiging bestemd wordt, dat daarom niet mag worden gespaard voor ’s mensen eigen gebruik (bijv. i Sam. 15).
In het N.T. betekent dit woord zeker een zware vervloeking en uitsluiting in religieuze zin, waarom Paulus dan ook anathema noemt wie Jezus niet bemint (1 Kor. 16 : 22) of wie een afwijkend Evangelie verkondigt (Gal. 1 : 8-9). Hierdoor wordt reeds de weg gebaand om met anathema de uitsluiting uit de Kerk, de kerkelijke excommunicatie of ban, aan te duiden, die in het N.T. wel vermeld wordt (1 Kor. 5:5;! Tim. 1 : 20), doch niet met dit woord (1 Esdr. 10 : 8 en de latere zgn. synagogenban, bijv.
Jo. 9 : 22, bereiden echter deze betekenis reeds voor). De gewoonte om met de term anathema de kerkelijke ban aan te duiden stamt van verschillende concilies der 4de eeuw, en is sindsdien gebruikelijk, vooral bij de concilies der gehele Kerk, de zgn. oecumenische concilies.
Zij drukken nl. datgene wat zij rechtstreeks als dogma voorhouden uit door de tegengestelde beweringen te „anathematiseren” in de formule: „indien iemand zegt . . ., hij zij in de ban (anathema sit)”. Deze formules heten de canones van een concilie en werden vroeger ook anathematismen genoemd.
Bekend zijn de twaalf anathematismen van Sint Cyrillus van Alexandrie tegen de leer van Nestorius, welke be ren tot de acten van het oecumenische concilie van Ephese (431), zonder nochtans een rechtstreekse uitspraak van dit concilie zelf te vormen. Overigens wordt de term anathema in het kerkelijk recht ook gebruikt voor een ban wegens andere delicten dan ketterij, en duidt hij in het algemeen de meest volledige excommunicatie aan (C.I.C., can. 2257), vooral wanneer deze excommunicatie wordt uitgesproken op de wijze die in het Pontificale Romanum wordt beschreven.In de aldaar te vinden formule wordt gesproken van een verwijzen naar het eeuwig vuur met satan, maar „totdat hij tot inkeer komt”, hetgeen geheel in overeenstemming is met Paulus’ woorden in 1 Kor. 5:5. p. s.