zijn middeleeuwse sectariërs, genoemd naar de Zuid-Franse stad Albi, een hunner voornaamste steunpunten. Hun dualistische leer is een voortzetting van de Manicheïsche traditie en hangt wellicht (evenals die der Patarinen in Italië) met de inzichten van de Bogomilen in de Balkan samen.
Zij ontkenden het bestaan van de Drievuldigheid en aanvaardden twee scheppende beginselen: het stoffelijke, dat uiteraard slecht was, en de goede schepper van het geestelijke. Consequent verwierpen zij de voortplanting en stelden strenge spijsvoorschriften op.
Zij waren fanatieke tegenstanders zowel van de Kerk (verwerping van hiërarchie en sacramenten) als van de geldende staatsordening. De strenge voorschriften werden met name door de leiders (perfecti, volmaakten) in acht genomen; wanneer dezen het consolamentum (geestesdoop door handoplegging) hadden ontvangen, geschiedde het soms dat zij, naar een algehele bevrijding van het aardse zoekend, vrijwillig de hongerdood stierven (endura).
Voor de grote menigte der aanhangers (credentes, gelovigen) golden de voorschriften in veel geringer mate. Zij kwamen reeds voor in de 10de eeuw en heetten toen Katharen (van Gr.: katharos, rein; hiervan het woord ketter)', maar in de tweede helft der 12de eeuw bereikte hun ontwikkeling het hoogtepunt, vooral in de omgeving van Toulouse.
Aanvankelijk trachtten de kerkelijke leiders hen door overreding en prediking (H. Dominicus) te bekeren.
Toen dit met baatte, heeft paus Innocentius III in 1208 een kruistocht tegen hen laten organiseren. Na veel wreedheden eindigde deze in 1229.
Daarna werd in het gebied van Toulouse de Inquisitie ingesteld, welke op den duur de resten der Albigenzen heeft weten te verdelgen. c.
A.
B. ALCUINUS, Flaccus (735 ?-804), een uit York afkomstige Benedictijnermonnik, organiseerde aan het hof van Karel de Grote, en door deze krachtig gesteund, het vroeg-middeleeuwse schoolwezen; hij legde in zekere zin ook de grondslag voor de latere Parijse universiteit.
Zijn eigen theologische kennis was niet bijzonder oorspronkelijk, maar hij trachtte toch zelf kwesties te poneren en met behulp van de H. Schrift en de Vaders op te lossen; tot bereiking van een zekere eenvormigheid gaf hij een recensie van de Vulgaat van Hiëronymus.
In de polemiek rond de beeldenstrijd koos hij de negatieve zijde; verder bestreed hij het adoptianisme. Hij schreef de oudste ons bekende catechismus, stelde o.a. een leven van Willibrordus samen en ijverde voor de verspreiding van de Romeinse liturgische boeken die door hem aan de eigen eisen en gebruiken der Frankische Kerk werden aangepast.
Vele interessante brieven zijn van hem bewaard, tot groot nut voor onze kennis van die tijd.