Jules Grandgagnage

Schrijver op Ensie

Gepubliceerd op 27-08-2023

The Prelude (Wordsworth)

betekenis & definitie

The Prelude is een lang autobiografisch gedicht van de Engelse dichter William Wordsworth. Het wordt beschouwd als zijn meesterwerk en een hoogtepunt uit de Engelse romantische literatuur. Wordsworth begon met The Prelude in 1798, op 28-jarige leeftijd, en bleef er zijn hele leven aan werken. Het gedicht van ca. 8000 versregels is geschreven in blank vers (zonder rijm) en volgt de ontwikkeling van Wordsworths geest en zijn ervaringen van kindertijd tot volwassenheid, Wordsworth onderzoekt doorheen het gedicht zijn persoonlijke groei als mens en dichter en besteedt veel filosofische overpeinzingen aan zijn relatie met de natuur.

Wordsworth bedoelde The Prelude als inleiding op een groter werk, een filosofisch en autobiografisch epos getiteld "The Recluse", dat hij echter nooit voltooide. The Prelude werd voor het eerst postuum gepubliceerd in 1850 door zijn weduwe Mary. Die laatste versie van het gedicht werd uitgegeven in veertien 'books' (delen). De thema's van het gedicht zijn onder meer de relatie tussen de natuur en de menselijke geest, de kracht van het geheugen en de spirituele verbinding tussen individuen en de natuurlijke wereld.

Deze spirituele autobiografie weerspiegelt Wordsworths metafoor dat het leven een reis is waarbij het einde samenvalt met het begin. Het gedicht begint met de beschrijving van een letterlijke reis met als doel het dal van Grasmere. De Prelude vertelt ook een aantal latere reizen, met name de oversteek van de Alpen in Book VI en, in het begin van het laatste boek als climax, de beklimming van de Snowdon. In de loop van het gedicht worden dergelijke letterlijke reizen het metaforische vehikel voor een spirituele reis - de zoektocht in het geheugen van de dichter.

VERTAALD FRAGMENT UIT BOOK 1
(editie 1850) met een vertaling door door Jules Grandgagnage:

BOOK ONE: Introduction — Childhood and School-time

O there is blessing in this gentle breeze,
A visitant that while it fans my cheek
Doth seem half-conscious of the joy it brings
From the green fields, and from yon azure sky.
Whate'er its mission, the soft breeze can come
To none more grateful than to me; escaped
From the vast city, where I long had pined
A discontented sojourner: now free,
Free as a bird to settle where I will.
What dwelling shall receive me? in what vale
Shall be my harbour? underneath what grove
Shall I take up my home? and what clear stream
Shall with its murmur lull me into rest?
The earth is all before me. With a heart
Joyous, nor scared at its own liberty,
I look about; and should the chosen guide
Be nothing better than a wandering cloud,
I cannot miss my way. I breathe again!
Trances of thought and mountings of the mind
Come fast upon me: it is shaken off,
That burthen of my own unnatural self,
The heavy weight of many a weary day
Not mine, and such as were not made for me.
Long months of peace (if such bold word accord
With any promises of human life),
Long months of ease and undisturbed delight
Are mine in prospect; whither shall I turn,
By road or pathway, or through trackless field,
Up hill or down, or shall some floating thing
Upon the river point me out my course?

Vertaling Jules Grandgagnage (2023):

BOEK EEN: Introductie— Kindertijd en Schooltijd

O, er is zegen in die zachte bries,
als een bezoeker die mijn wangen streelt,
alsof hij weet dat hij mij vreugde brengt
van groene velden en gindse azuren lucht.
Wat ook zijn missie is, die zachte bries
vindt niemand dankbaarder dan ik, vluchteling
uit de grote stad, waar ik zo lang
gekweld en ontevreden verbleef, nu vrij,
vrij als een vogel te huizen waar ik wil.
Welk verblijf ontvangt mij? Welke baai
wordt mijn haven? Onder welk geboomte
vind ik beschutting? en welke klare stroom
zal me in slaap sussen met zijn geruis?
De hele aarde ligt voor me. Met een hart,
blijmoedig en onbevreesd voor eigen vrijheid,
kijk ik rond; en ook al zou mijn gids
niets anders zijn dan een dwalende wolk,
Ik kan mijn weg niet missen. Ik adem weer!
Sublieme gedachten, geestelijke apotheosen
bestormen me en schudden de last af
van mijn eigen onnatuurlijke Zelf,
de zwaarte van menige vermoeide dagen,
mij nu vreemd of nooit van mij geweest.
Lange maanden van rust (zo 't vage woord
iets kan zeggen over een mensenleven),
Lange maanden vol ongestoorde vreugde
liggen in 't verschiet; waar ga ik heen,
langs weg of pad, door ongebaande velden,
op of af de heuvel, of wijst een ding
dat drijft op de rivier mij waar ik moet gaan?