Metafilosofie (Grieks meta μετά: "achter" en "zelf") of filosofie van de filosofie betreft het onderzoek naar de aard van de filosofie. Het is een tak van de filosofie die de definitie, reikwijdte, methoden en doelen van de filosofie bestudeert. Metafilosofie is dus zelfreflectief van aard.
Sinds het midden van de 20e eeuw worden benaderingen van een wetenschappelijke of metatheorie van de filosofie besproken onder de naam 'metafilosofie' die voorheen alleen werden behandeld binnen afgebakende vakgebieden van de filosofie. De definitie van wat filosofie is hing voordien sterk af van de filosoof in kwestie. Voor Ludwig Wittgenstein was het doel van de filosofie bijvoorbeeld om taal te verduidelijken, voor Rudolf Carnap ging het om het analyseren van wetenschappelijke uitspraken. Het probleem met deze definities is dat ze de filosofie verklaren vanuit een van haar takken.
METAFILOSOFISCH ONDERZOEK
De belangrijkste vraag die metafilosofen zich stellen is: "Wat is filosofie?" Door deze zelfreflectie hopen ze waardevolle antwoorden te vinden om hun vakgebied beter te definiëren. Ook is het de taak van de metafilosofie om te pogen het geheel van bestaande filosofische richtingen en disciplines te overschouwen vanuit een objectief perspectief.
De systematische vragen die binnen de metafilosofie worden gesteld, zijn onder meer:
- Heeft de filosofie een specifiek vakgebied dat kan worden onderscheiden van de gebieden van de afzonderlijke wetenschappen?
- Is filosofie een wetenschap?
- Wat is de taak van de filosofie?
- Zijn de waarheden die de filosofie vindt analytisch of eerder synthetisch?
- Gaat het om a priori of om a posteriori waarheden ?
- Zijn de claims die de filosofie maakt noodzakelijk waar of eerder contingent zoals in de natuurwetenschappen?
Sommige filosofen, zoals Stephen Toulmin, Richard Rorty en sommige continentale filosofen, zijn bijna volledig toegewijd aan metafilosofie.