Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

Zeeland (provincie)

betekenis & definitie

I. o. provincie in Nederland. Hoofdstad: Middelburg.

1. Aardrijkskundig.

Oppervlakte. 1785 km2. Het wordt door de Ooster- en de Wester-Schelde in drie delen gescheiden, waarvan de twee noordelijke uit eilanden bestaan, terwijl het zuidelijk gedeelte vasteland is (Zeeuws-Vlaanderen). Behalve de duinen, is de gehele provincie zeeklei en polderland. Bevolking. 263 000 inw., 135,3 km2. Landbouw. Tarwe, suikerbieten, gerst, aardappelen, vlas; op de eilanden ook weiden met veeteelt. Oesterteelt bij Ierseke. Nijverheid van weinig belang. Handel vooral te Middelburg.

2. Geschiedenis.

Waarschijnlijk dreven de Romeinen reeds van uit Zeeland handel met Engeland. Eerst in de Frankische tijd treedt Zeeland in de geschiedenis op en had in de IXde en Xde eeuw veel te lijden van de invallen der Noormannen. Na lang een twistappel geweest te zijn tussen de graven van Vlaanderen en Holland, kwam het 1323 voorgoed aan Holland en deelde van toen af als graafschap en als gewest van de Verenigde Provinciën, de lotgevallen van die streek, uitgezonderd Zeeuws-Vlaanderen dat, onder de Republiek, als Staats-Vlaanderen een der Generaliteitslanden was. In 1814 werd het een provincie van het koninkrijk der Verenigde Nederlanden en vervolgens van het tegenwoordige koninkrijk.

< >