('wassən) (wies, is gewassen] [~wakker]
1. groter worden : wat is die jongen gewassen! de -de maan. → hoofd, kluit, kruid. Syn.→ gedijen.
2. opkomen, tieren : die planten goed. → patiëntie, schelp.
3. hoger worden : het water van de Maas is gewassen; het -d getij.
4. toenemen : -d gevaar.