I. AARDRIJKSKUNDIG
Vóór-Indië heeft een oppervlakte van 4.715.000 km2. In 1947 ontstonden er twee Britse dominions waarvan het grootste (3.750.000 km2) (de Unie van) Indië is, en het kleinste Pakistan (965.000 km2). De Gangesvlakte heeft een vruchtbare bodem en in de zomer voldoende regenval. Zij is een der voornaamste rijstgebieden (vooral Bengalen) der aarde. De Indus Vlakte is in ’t noorden bouwland (tarwe), in ’t zuiden woestijn (Indische Woestijn). Het hoogland van Dekan lijdt aan regenarmoede en had daardoor, vooral vroeger, herhaaldelijk hongersnood.
Bevolking : 459.101.000 inw. waarvan 388.998.000 in Indië en 70.103.000 in Pakistan. In Indië spreken Indo-europese talen 75 % (Hindi : 36 %, Bengali 15%), Dravidatalen in het zuidelijk gedeelte van het schiereiland : 21 % der bevolking. In Pakistan is Oerdoe de nationale taal. Voor de godsdiensten, zie de zwarte kaart. Hoofdstad van Indië is Delhi, van Pakistan : Karatsji. Zie verder het artikel Indië in het Kumulatief Bijvoegsel.
II. GESCHIEDKUNDIG
1. Oudheid en Middeleeuwen. Omstreeks 3000 v. K. werden de oorspronkelijke bewoners, de Dravida’s, door de van het noordwesten komende Indo-germaanse Hindoes uit de Indusvlakte verdreven. De Hindoes bereikten, op het gebied van landbouw en kunst, een hoge trap van ontwikkeling en veroverden, in de XIVde eeuw v. K. ook het Ganges-gebied. In de VIde eeuw v. K. onderwierp Dareios I van Perzië een deel van het Indus-land, dat door Alexander de Grote 326 in zijn geheel werd vermeesterd. Tsjandragoepta (322-297) verenigde bijna geheel Noord-Indië tot één groot rijk. Zijn kleinzoon Asjoka verbreidde het boeddhisme. Noodlottig voor de eigenaardige Indische kultuur was, sedert de VIIde eeuw, het binnendringen van Islamitische veroveraars, waarvan de laatste Baber, 1526 het rijk van de Grootmogol stichtte.
2. Nieuwe en Nieuwste Tijd. Van de zeezijde kwamen, na Vasco da Gama’s ontdekking van de zeeweg op Indië (1498), de Portugezen, wier bezittingen (behalve Goa) door de Nederlanders werden ontnomen. De Fransen stichtten in de XVIIde eeuw Pondichéry en Shandernagore, maar verbonden zich, bij de Vrede van Parijs (1763), hun gebied in Indië niet verder uit te breiden. De Engelse Oostindische Kompagnie, in 1600 opgericht, veroverde 1765 Bengalen, bouwde Calcutta, verwierf Bombay en had 1815 reeds een groot deel van het land in bezit. De goeverneur-generaal Dalhousie annexeerde het gebied van verschillende schatplichtige vorsten. Na een opstand der inlandse troepen (sipoysopstand) hief 1858 de Engelse regering de Kompagnie op en riep 1876 te Delhi het keizerrijk Indië uit. In 1878 had een door de Russen verwekte oorlog de annexatie van een deel van Afghanistan ten gevolg en in 1885 bracht de verovering van Birma de landsgrenzen dichter bij de rijke Chinese provincie Junnan en de Franse bezittingen in Achter-Indië. Eerst was Calcutta, sinds 1911 is Delhi hoofdstad. Sedert de Eerste Wereldoorlog groeide het verzet tegen de Engelse overheersing en de nationalistische beweging, geleid door intellektuelen als Ghandi, eiste zelfbestuur voor Indië. In april 1930 begon Ghandi zijn ongehoorzaamheidsbeweging tegen de burgerlijke wetten. Op het einde van dat jaar werd te Londen een Ronde-Tafelkonferentie gehouden over de status die men aan Indië geven zou. Deze konferentie mislukte, evenals de twee volgende in 1931 en 1932, wegens de aloude tegenstelling tussen mohammedanen en Hindoes. In 1935 kreeg Brits-Indië gedeeltelijk zelfbestuur als eerste stap naar de staat van dominion. In 1937 werd Birma als eigen kolonie van Indië afgescheiden. Sedert de verovering van Zuidoost-Azië door de Japanners in de Tweede Wereldoorlog ontstond in Brits-Indië een sterke onafhankelijkheidsbeweging onder de leiding van Ghandi, Nehroe en Bose. In 1942 trachtte Cripps de Indiërs over te halen om hun land, samen met de Engelsen, tegen een mogelijke Japanse inval te verdedigen. Hij beloofde de dominionstatus voor na de oorlog, doch zijn pogingen mislukten. In 1944 trokken de Japanners, van Birma uit, de grens over, maar werden spoedig teruggedreven. Het aanbod van onafhankelijkheid door de Britse regering Atlee in 1945 werd, uit vrees voor een Hindoese overheersing, door de mohammedanen afgewezen. In 1946 gaf Lord Wavell, na lange onderhandelingen, opdracht aan de sterkste politieke partij, nl. de Kongrespartij en haar aanvoerder Nehroe, om een nieuwe regering te vormen. De reaktie der mohammedanen had bloedige onlusten o. a. te Calcutta ten gevolge. Na nieuwe onderhandelingen te Londen kwam 1946 te Delhi de konstituerende vergadering samen. Eindelijk in 1947 werden twee onafhankelijke dominions binnen het Britse Wereldrijk opgericht nl. Indië (een Hindoestaat) en Pakistan (een Moslimstaat). Het hoofd van de Unie van Indië heet „president van Indië”. Indië is sedert 1950 een republiek binnen het Britse Wereldrijk.
Vóór-Indië omvat de republiek Indië en de Britse dominions Pakistan en Ceylon. Indië maakt deel uit van het Britse Gemenebest. Pakistan is het vertikaal rood gearceerde gebied in het W. en in het N. O.
Indië heeft 2 steden met meer dan 1 miljoen inw, Calcutta en Bombay; 4 steden met 500.000 tot 1 milj. inw. : Madras, Hyderabad, Ahmedabad, Delhi (hoofdstad): 51 steden met 100-500.000 inw. — Pakistan heeft 1 stad met meer dan 1 milj. inw.: Karachi (hoofdstad); 1 stad met 500.000-1 milj. inw. : Lahore ; 9 steden met 100-500.000 inw. : Dacca, Haiderabad, Eawalpindi, Moeltan, Laiallpoer, Sialkot, Pesjawar, Tsjittagong, Goejranwala. — Op Ceylon is er 1 stad met 100-500.000 inw. : Colombo (hoofdstad).