I. o. (-ten; -je)
[< verschieten, voorschieten] wat voorgeschoten, voorgelegd wordt nl.
1. om er een keuze uit te doen: een van meubelen.
2. a. Algm. om het later terug te betalen: een van geld.
b. Kleerm. voor andere benodigdheden dan het hoofdwerk: f 5 maakloon, f 1 -. verschot.
II. o. spit.