Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

toekomst

betekenis & definitie

('toe) v.

I. Eig. 1. Algm. tijd die komen moet: voor de zorgen; rekenen op de ; het kind is de -; de jeugd heeft de in handen; de voorspellen: in de lezen. Tgst. verleden.
2. Inz. toekomst met vooruitzicht op geluk: een schone voor zich hebben.

II. Metn. [van I 2] kans om te gelukken: die school heeft geen -; ergens geen in zien.

< >