(sinja'tu;r) v. (...turen) [Fr. < Lat. signare, tekenen] teken(ing) nl.] 1. W. g. hand-, ondertekening 2.
Boekdr. cijfer, letter, teken onderaan op de eerste bladzijde van een vel druks, als kenteken bij het innaaien. Syn. norm (2). 3. nummer dat de plaats van een boek aanduidt in een biblioteek : veelal bestaat de uit kast-, plank- en volgnummer. 4. aanwijzing voor de geneeskracht van een plant enz. signet (sin'jet) o. (-ten) handzegel, cachet, signetsnijder m. (—s) cachetsnijder, graveur, signetur (sig'ne.tur) [Lat.] men ondertekene.
Significa enz. * signifika enz. significeren (signift'se.rsn) (significeerde, heeft gesigniflceerd) [Lat. significare] 1. betekenen. 2. Recht. aanzeggen.