lsi'fle:r9n) (sifleerde. heeft gesifleerd) [Fr. < Lat. sibïlare] fluiten, uitfluiten, uitjouwen, sifon (si'fon) m. (-s) [Fr. < Gr. sivhoon] I. Eig. bevel.
II. Metn. fles die door middel van een hevel wordt geledigd : een spuitwater.
Svn.spuitfles. III.
Metf. hevelvormig voorwerp nl. 1. buisleiding met bevelwerking. 2. put in een gasleiding, waarin zich vloeistoffen verzamelen. 3. kolk in een rioolleiding, waarin zich rioolgassen verzamelen, sigaar (si'ga:r) v. (...garen : -tje) [Fr. < Sp.) I. Eig. rolletje van in een dekblad samengewerkte tabak beztemd om gerookt te worden : de punt, het bandje van een een fijne, geurige, smakelijke-; een af punten, aansteken, {op)roken, opsteken; een bestaat uit het binnengoed of de inleg. het omblad of buitenblad, en het dek. * Jan.
II. Metf. 1.
Algm. voorwerp in de vorm van een sigaar : chocoladesigaren. 2. Inz. bloemaar van de lisdodde.sigareaansteker (si'ga:r9) m. (—s) toestelletje om een sigaar aan te steken : een met benzine. * PL.
ELEKTRICITEIT IN DE TTUIRHOTTDENO 4.