('se:nior) [Lat.1]
I.. bn. de oudere : wordt veelal achter een naam gezet.
II. m. (-en) (spr. 'o:rən) (-es) (spr. 'o:res) oudere man nl.
1. machtige heer in het → leenstelsel.
2. a. Algm. persoon uit een oudere generatie of jaargang, b. Sport, hij die het vorige jaar een of meer prijzen behaald heeft met roeien. Tgst. junior.