(‘sektor) m. (-s, -en) (spr. ’to:rən)
I. Eig.
1. deel van een → cirkel begrepen tussen twee stralen en de boog.
2. Uitbr. deel van een bol tussen twee grote cirkels en een deel van het oppervlak.
II. Metf. [van I 1]
1. voorwerp in de vorm van een sektor: een van een taart.
2. afdeling van een gebied waarover zekere bemoeiingen zich uitstrekken : voor de bewaking de kust in -en verdelen.