Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

schuren I

betekenis & definitie

(schu:rən) (schuurde, heeft geschuurd) [msch. Ofr. < Lat. ex, voluit + curare, zuiveren]

1. glad, glanzig, schoon wrijven : met zand de potten -; met puimsteen een muur -; 's zaterdags wordt er geschuurd; iets droog -; zich op het koper moe -; zand schuurt de maag. ➝ Moriaan, piek.
2. door wrijven zuiveren : vlas -.
3. met sterke wrijving erlangs strijken : het water, schuurt het strand; de golven de haven en dieven ze uit; die jas is door 't versleten.
4. met sterke wrijving erlangs doen strijken : de koe schuurt zich tegen de paal om de jeuk te verdrijven.
5. zich met sterke wrijving bewegen : een schuit -d langs de rotsige grond.

< >