(schots)
1. bn.
1. (als) van, eigen aan, in, uit, betreffende Schotland : de -e Hooglanders; een -e wals; een -e drie; een schaap.
2. dwars geruit, als stoffen voor de nationale klederdracht in Schotland : goed.
II. zmv. iets uit Schotland nl.
1. o. Schotse taal. → Keltische taal.
2. o. Schotse stoffen.
3. s c h o t s v. Schotse dans in 3/4 maat : een inzetten.