koning van de Joden ± 960-927 v. K., zoon en opvolger van David, deed Adonias, die hem de troon betwistte, ombrengen ; bouwde de tempel en de residentie te Jeruzalem, zond met zijn vriend Hiram, koning van Tyrus, handelsvloten naar Ophir en Tharsis ; werd om zijn wijsheid door buitenlandse vorsten (o. a. de koningin van Saba) bezocht, liet zich tegen het einde van zijn leven tot afgoderij verleiden.
De overlevering schrijft hem toe : het Boek Salomons Job, het Hooglied, de Spreuken van Salomon, de Prediker en het Boek der Wijsheid. Onder hem bereikte het Joodse volk zijn hoogste bloei.
Salomons naam komt in spreekwijzen voor : zo wijs als -, gewoonlijk spottend gezegd van een waanwijs mens ; zo wijs als -s kat, spottend gezegd van een zeer waanwijs mens.