A. (plas’ti:k) v.(-en) [Fr. <Gr. plastikos. kneedbaar]
I. Eig. kunst van iets te modelleren nl.
1. boetseerkunst: de maakt beelden van gips, klei, leem. was enz.
2. Uitbr. beeldhouwkunst; Michelangelo’s beelden hebben de gematigdheid van de Griekse -.
II. Metf. plastische uitbeelding: de van zijn stijl.
B. (plas’ti:k) o. [Eng. plastics] syntetische kleiachtige stof uit harsen en andere organische stoffen door drukking bij hitte gemodelleerd: een helmhoed van -; handtassen van -.