Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

piano (instrument)

betekenis & definitie

(‘pi’a:no) v. (-'s; ...nootje) [verkorting van pianoforte] muziekinstrument met boven een klankbodem gespannen snaren, die door met leer of vilt beklede hamertjes, welke men door toetsen in beweging brengt, worden aangeslagen : de openmaken om erop te spelen; opstaande (gewone) ; vleugel; spelen; zich vóór, aan de zetten; zich op de laten horen; iemand op de akkompagneren; de pedalen van een ; een kompositie voor ; een kan goed, slecht van toon zijn; een met mooie, volle klank; de laten stemmen; onmuzikaal spel op de heet wel eens gerammel en een slechte een rammelkast; getjingel, getik op de de wippertjes in een -. Syn. klavier.

< >