(pepər’munt) v.(-en; -je)
I. Eig. welriekend, overblijvend kruid met roze bloemaren en bladeren, waaruit men olie trekt (Mentha piperita) : de groeit in Engeland en in West-Europa in het wild, en wordt bij ons gekweekt.
II. Metn.
1. olie uit die plant bereid : de aromatische -.
2. a. met die olie bereid suikergebak, meestal in de vorm van ronde tabletjes : -eten. b. Bepk. zo een tabletje : -jes kopen.
3. verkorting van pepermuntlikeur : een glaasje -.