(pasto’ra:lә) v. (-n, -s) [Lat. pastor, herder]
I. Eig. herderszang.
II. Metn.
1. muziekstuk met een herderlijk karakter: de in Haendels’ Messias.
2. zangspel, opera met herderlijk karakter: een vertonen.
Gepubliceerd op 13-02-2020
betekenis & definitie
(pasto’ra:lә) v. (-n, -s) [Lat. pastor, herder]
I. Eig. herderszang.
II. Metn.
1. muziekstuk met een herderlijk karakter: de in Haendels’ Messias.
2. zangspel, opera met herderlijk karakter: een vertonen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: