('otto) keizers:
I. de Grote 936-973, * 912, zoon van Hendrik I, zegevierde over oproerige verwanten en hertogen en gaf de hertogdommen aan trouwe familieleden in leen, verwierf 951, op een tocht tegen Berengarius van Ivrea, de Italiaanse kroon, versloeg 955 de Hongaren op het Lechveld, werd 962 te Rome tot keizer gekroond.
II. 973-983, * 955, zoon van (I), overwon de hertog van Beieren en koning Lotharius van Frankrijk, beleende 976 graaf Leopold I van Babenberg met de Oostmark (Beneden-Oostenrijk), zocht Zuid-Italië te veroveren, maar werd 982 bij Squillace verslagen, ✝ 983 te Rome. III. 983-1002, * 980 zoon van (II), trok 996 naar Rome, verhief zijn neef Gregorius V en 999 Silvester II tot paus.
IV. 1198-1215, uit het geslacht van de Welfen, * wsch. 1174, door zijn partij als tegenkeizer tegen Filips I verkozen en door Engeland en paus Innocentius III gesteund, werd na de dood van Filips algemeen erkend, kwam wegens bemachtiging van delen van de Kerkelijke Staat in twist met de paus, die hem 1210 in de ban deed, werd sinds 1212 door Frederik II bestreden en 1214 te Bouvines verslagen, ✝ 1218.