(ont'fonkən) (ontvonkte, ontvonkt)
I. (heeft)
1. in brand steken : turf -.
2. opwekken : niets ontvonkt zozeer het menselijk hart tot liefde; een twist -.
II. (is)
1. ontvlammen : de houtstapel ontvonkte.
2. opkomen, zich openbaren: het ongenoegen begon te -.