('ne:dərlantsə) v. spelling, manier van schrijven der Nederlandse taal.
Enc. In de middeleeuwen bestond er geen algemeen gevolgd spellingsysteem, al was er door het gebruik enige regelmaat in de schrijfwijze gekomen. SPIEGHEL'S Tweespraeck van de Nederduytsche Letterkunst (1584) werd de grondslag voor de spelling der XVIIde eeuw. De Aanleiding (1723) van L. TEN KATE was reeds van meer wetenschappelijke aard. In het begin der XIXde eeuw droeg de agent (minister) van onderwijs VAN DER PALM aan de hoogleraar SIEGENBEEK op de spelling te regelen.
De spelling Siegenbeek bleef sinds 1804 ruim 50 jaar van kracht. De weinige veranderingen, die zij in de gebruikelijke schrijfwijze bracht, werden door BILDERDIJK bestreden en door DE VRIES en TE WINKEL voorgoed verwijderd. De spelling van DE VRIES en TE WINKEL werd algemeen aangenomen, 1864 in België en 1883 in Nederland officieel erkend. KOLLEWIJN (1857-1942) wilde onze „lastige spelling” vereenvoudigen en logischer maken. Zijn stelsel heeft ten slotte, zo niet geheel naar de letter(sl) dan toch naar de geest de bovenhand gehaald in de NIEUWE SPELLING, waarvan enkele bepalingen reeds door de Nederlandse minister MARCHANT (° 1869) werden vastgesteld. In 1954 verscheen de Woordenlijst van de Nederlandse Taal, samengesteld in opdracht van de Nederlandse en de Belgische Regering. Die lijst bevat de nieuwe spelling, ook van de bastaardwoorden.