m. en o [~ malen]
I. Eig.
1. Algm. droge stof van aarde, hout en andere vergane stoffen : die stoel valt aan -.
2. Inz. stof en vezels van turf: de kaai lag vol (turf)molm. -
II. Metn.
1. Algm. gebrek waardoor iets tot molm wordt: die boom begint van de te weten.
2. Inz. bederf in het koren : de zit in het graan.