('meukən) (meukte, gemeukt)
I. (heeft)
1. murw, zacht maken, weken : vlees -.
2. gedwee maken, vermurwen : zijn hart is gemeukt. -
II. (is)
1. murw, zacht worden : iets te zetten.
2. vertederd worden, medelijden krijgen: door de tijd gemeukt.