('ki:zəl) m. en o. (als stofnaam) (-s; -tje) [kies II]
I. Eig.
1. m. een der door slijting en schuring afgeronde brokjes kwarts in, of afkomstig uit het diluvium : -s vormen de bedding van vele beken; -tjes op de tuinpaden doen brengen; een -tje in de schoen gekregen hebben.
2. (kiezel)grind: men hoorde een kraakstap hier en daar in ’t -.
II. Metn. in kiezel (I) voorkomend silicium.