Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

karos

betekenis & definitie

v. (-sen) [Fr. carosse < Lat. carrus, wagen]

I. Eig. Eert. weelderig rijtuig op riemen en met een vaste lederen kap: de was de staatsiekoets der vorsten en staatslieden en in de 17de en 18de eeuw het voornaamste vervoermiddel der rijken.

II. Metf.

1. staatsiekoets.
2. Dicht. voertuig van een godheid inz. zonnewagen: een van vuur, van wolken.
3. Gew. boerenrijtuig.
4. mantel van schapevellen door de kleurlingen in Zuid-Afrika gedragen.

< >