Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Italiaan

betekenis & definitie

(itali'a:n) m. (...lianen) inboorling, man afkomstig van Italië.

Enc. De echte Italiaan, niet die van het noorden, maar de zuidelijke, is bruin, zwart van haar en ogen, hooghartig, ridderlijk en wraakzuchtig met plotseling op vlammende drift. Hij is een geboren zanger, dichter en muzikant, opgeruimd, oppervlakkig en kinderlijk blij onder zijn steeds zonnige hemel, maar tevens onzindelijk en lui, tevreden met wat vijgen en wijn, zich vermeiend in een „dolce far niente” en gelaten in zijn lot.

< >