Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Haren van (Ned. schrijvers)

betekenis & definitie

('ha:rәn)

1. (Willem) ° 21 feb. 1710 te Leeuwarden, 1748 afgezant aan het Hof van de hertog van Lotharingen, goeverneur-generaal der Oostenrijkse Nederlanden te Brussel, pleegde zelfmoord 4 juli 1768 te St.-Oedenrode, waar hij een kasteel had; schreef o. a. Gevallen van Friso, koning der Gangariden en Phrasiaten (1741), een heldendicht in de trant van Voltaire’s Henriade; verder een elegie Het menschelijk Leven (1760).
2. (Onno Zwier) ° 2 april 1711 te Leeuwarden, broeder van 1., moest zich wegens wangedrag uit het openbare leven terugtrekken; is het meest bekend door zijn gedicht De Geuzen (1769) waarin hij de heldendaden der vaderen in hun strijd tegen Spanje bezingt.

< >