('dzjentlmən)m..(...m.en) [Eng.] wel opgevoed man, man van eer en stand : zich gedragen als een -.
Enc. De gentleman onderscheidt zich niet alleen door een wel verzorgd uiterlijk en een onberispelijke taal, maar is ook proper van binnen. Hij is te fier om te liegen, te edelmoedig omstrikken te spannen, te dapper om ijdel te blijven. Hij betuigt eerbied voor de vrouwen en de oude lieden en is lief voor de kinderen. Voor de rijken vernedert hij zich niet, maar misprijst evenmin de armen. Van zijn aandeel in de aardse goederen geniet hij met wijsheid, maar laat ook anderen genieten van hun aandeel daarin.
Over vrije kwesties laat hij ieder zijn mening en dringt vooral de zijne niet op. De verdiensten van anderen tracht hij te waarderen zonder hun gebreken te veel naar voren te laten komen. Hij kan lijden dat ook anderen bloeiende zaken doen, zonder dat hij daar zelf deel aan heeft. Samenwerken met anderen doet hij voor een gemeenschappelijk doel, zonder de leiding te beknibbelen, ook al speelt hij daarbij een ondergeschikte rol. Hij kan verliezen zonder te klagen en winnen zonder overmoedig te worden.