Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

fluktuatie

betekenis & definitie

(fluktu'a:si) v. (~s) het fluktueren, dobbering, schommeling, weifeling : de van de wisselkoers. fluktueren ('e.rsn) (fluktueerde, heeft gefluktueerd) [Fr. < Lat. fluctuare] dobberen, schommelen, weifelen : het van de prijzen. fluor ('flu;or) o. [Lat. fluere, vloeien] geelachtig gas dat zich met bijna alle metalen verbindt. * TB. ELEMENTEN 9. fluorescentie l'sensi) v. (-s) het fluoresceren. fluorescentielicht ('sensi) o. fluoresceren ('se:rdn) (fluoresceerde, heeft gefluoresceerd) bij het opvallen van licht, zelf licht in andere kleuring uitstralen : het van petroleum, van de zee. fluor waters tof ('flu:or) v. kleurloos, sterk prikkelend gas, bestaande uit een verbinding van fluor en waterstof: wordt bij het mateisen van glas gebruikt. flus bw. [fluks] 1, daareven : nog zo diep in ’t leed, nu... 2. straks : adieu, tot -.

< >