(‘fi:ts) v. (-en) pomp om de banden van een fiets op te blazen.
Enc. De fietspomp is een luchtperspomp. Ene zuiger heeft een leren omhulsel (rok) dat dienst doet als klep. Gaat de zuiger omlaag, dan wordt de rand van de rok tegen de wand van de zuiger gedrukt; gaat de zuiger omhoog, dan stroomt de buitenlucht tussen rok en zuigerrand in de pompbuis. Door de slang is de pomp verbonden met het ventiel van de fiets. Dit ventiel is aan het einde gesloten, maar heeft aan de zijde een opening met een ventieltongetje dat als klep werkt.
Hierdoor kan de lucht wel uit de pomp in de band, maar niet omgekeerd. Om de pompen goed vast te houden, plaatst men zijn voet onder in de voetbeugel.