(bə'li:vən) [lief, aangenaam]
I. (beliefde, heeft beliefd)
1. behagen ; als het u belieft; als het God belieft, uitdrukking van onderworpenheid aan Gods wil; wat belieft u? wat is er van uw verlangen?
2. willen : ik belief dat niet te doen; belief je een sigaar?
II. o. welgevallen : naar uw —;dat staat aan uw —; dat hangt van uw — af.