v. (-en)
A. [vlucht, het vliegen]
I. Eig. vlucht van de arend.
II. Metf.
1. Wapenk. een paar arendsvleugels met de schoudereinden aan elkander gebonden.
2. Dicht. hoge, stoute vlucht: Vondel’s -.
B. [vlucht, troep bijeenvliegende vogels] zwerm van arenden.