(amfi'bi) v. (-ën) [Fr. < Gr. amphi, tweevoudig + bios, leven]
1. Eig. op het land en in het water levend gewerveld dier : de kikvorsen zijn ...bieën. Syn. tweeslachtig dier.
2. Metf. persoon die tussen twee partijen door tracht te zeilen.
Enc. De amfibieën hebben een naakte huid en rood koud bloed: zij ademen jong door kieuwen, in volwassen toestand door longen: ontwikkelen zich door gedaanteverwisseling en leggen eieren, die niet door een harde schelp, maar door een eiwitachtige stof zijn omgeven.