('a:n)
I. bn.
1. door huwelijk vermaagschapt : hij is mij -. Syn. → aangehuwd
2. in nauw verband staande : geneeskunde en -e vakken
3. Taalk. door afstamming in nauwe betrekking staand : Engels en Nederlands zijn -e talen. -
II. m. (-en) aangehuwde. aanverwante v. (-n)
aanverwantschap ('a;n) v. het aanverwant zijn. Syn. bloedverwantschap, maagschap, verwantschap, zwagerschap.