('a:n) (streek, streken aan; aangestreken)
(heeft)
1. vluchtig met verf bestrijken : een deur -.
2. met kalk bestrijken : een muur -.
3. door strijken langs een oppervlakte doen ontbranden : een lucifer -.
II. (is)
1. met deftige tred naderen : daar kwam ze als een pauw -.
2. aanzweven : daar komt de ooievaar -.