('a:n) (stapte aan, aangestapt)
I. (heeft) vlug(ger) stappen : toe, stap wat aan. Syn. zie: aanbenen.
II. (is)
1. stappen naar : op zijn man -.
2. even aanlopen : bij iemand -.
3. stappend naderen : een haan kwam zeer tevreden aangestapt.