(‘a:n) (joeg en jaagde aan; aangejaagd)
I. (heeft)
1. (sneller) jagen, drijven naar : de koeien -.
2. herhaaldelijk tot handelen bewegen. Syn. zie: aandrijven.
3. plotseling veroorzaken : iemand schrik, een blos -.
4. feller doen branden : het vuur -.
II. (is) in jagende vaart naderen : daar komt de koetsier -.