Jodendom van A tot Z

Prof.dr. Pieter W. van der Horst (2006)

Gepubliceerd op 14-02-2024

**WOORD VOORAF**

betekenis & definitie

Deze beknopte encyclopedie beoogt te zijn wat in het Engelse taalgebied een ‘quick reference work’ heet. Dat wil zeggen dat het niet bestemd is voor diepgaande studie over een thema uit het vroege jodendom, maar voor een allereerste snelle oriëntatie wanneer men onbekende termen of namen tegenkomt.

Dit boek is dus niet samengesteld voor vakgenoten of specialisten maar voor leken of beginnende studenten die bij hun eerste stappen op het terrein van het jodendom in de eeuwen rond het begin van de jaartelling een beknopte handleiding nodig hebben. De tijdspanne die in dit boek wordt bestreken is ruwweg de bijna duizend jaren tussen Alexander de Grote (tweede helft van de vierde eeuw v.Chr.) en Mohammed (eerste helft van de zevende eeuw n.Chr.). Gedurende die eeuwen is het jodendom ingrijpend van gezicht en karakter veranderd. In deze nabijbelse periode is de grondslag gelegd voor wat het jodendom sindsdien is gebleven. Daarom is de studie van de joodse cultuur in deze periode van eminent belang voor het verstaan van het jodendom vandaag. Daarnaast gaat het om het tijdvak waarin uit het jodendom het christendom is ontstaan. Ook voor beter begrip van de aard en ontwikkeling van het christendom in zijn beginfase is kennis van het vroege jodendom noodzakelijk. Die kennis kan men onmogelijk alleen uit deze zeer beknopte encyclopedie halen; daarvoor is veel meer nodig. De beginnende lezer zal daarom op weg worden geholpen door middel van een literatuurlijst. In veel van de literatuur, ook die voor beginners, worden echter vaak namen en termen gebruikt die voor die beginners nog niet te begrijpen en te plaatsen zijn. Daartoe kan het onderhavige boekje goede diensten bewijzen.

Wanneer men een zo uitgebreid terrein als de eerste duizend jaar nabijbelse joodse cultuurgeschiedenis in heel kort bestek wil behandelen, moet men keuzes maken omdat het nu eenmaal onmogelijk is alles te behandelen. Iedere keuze is subjectief, zo ook de mijne. Zo heb ik er bijv. voor gekozen om vrijwel alle Griekstalige documenten van het vroege jodendom alsmede de meeste Hebreeuwse en Aramese teksten der rabbijnen kort te behandelen of te vermelden, maar niet de vele honderden (vaak erg fragmentarisch overgeleverde) geschriften die als Dode Zee-rollen worden aangeduid. Immers, juist vanwege de zeer gebrekkige staat van overlevering is vaak over deze teksten weinig met zekerheid te zeggen, en door hun aantal zouden zij in een beknopte encyclopedie onevenredig veel ruimte in beslag genomen hebben. Daarom zijn hier alleen enkele van de belangrijkste Dode Zee-rollen behandeld. Hetzelfde probleem doet zich voor met namen. Er zijn uit de in dit boekje bestreken periode meer dan 3000 joden met naam en toenaam bekend, veel te veel dus om allemaal te behandelen. Ook hier moest een drastische selectie gemaakt worden zodat slechts enkele tientallen van de belangrijkste personen in dit boek voorkomen. Andere geleerden zouden waarschijnlijk andere keuzes gemaakt hebben dan ik, het zij zo. Bij het bepalen wie of wat meer of juist minder belangrijk is kan aan subjectiviteit nu eenmaal niet ontkomen worden.

Een andere kwestie is die van de wijze waarop jaartallen worden aangegeven. Tegen het in christelijke kring traditionele ‘vóór Christus’ en ‘na Christus’ (of: ‘A.D.’) is in joodse kring vaak bezwaar aangetekend, heel begrijpelijk en terecht omdat deze terminologie een christelijke belijdenis impliceert. In joodse publicaties wordt daarom meestal gesproken van ‘vóór de gewone jaartelling’ en ‘van de gewone jaartelling.’ Dat klinkt goed in spreektaal, maar in geschreven tekst is het omslachtig en een bruikbare afkorting is er niet omdat beide uitdrukkingen dezelfde afkorting opleveren, nl. ‘v.g.j.’ Ik heb na lang aarzelen besloten om terwille van het gemak en de beknoptheid toch maar de voor iedereen begrijpelijke afkortingen ‘v.C.’ en ‘n.C.’ te gebruiken, waarbij ik expliciet en uitdrukkelijk aanteken dat dit gebruik niet bedoeld is als christelijke ‘statement’ maar door mij louter en alleen vanwege het gemak en de duidelijkheid gekozen is. Ik vraag joodse lezers om begrip voor deze moeilijke beslissing.

Ten slotte nog iets over spelling. Ik volg het gebruik om Hebreeuwse woorden en namen fonetisch weer te geven op een Nederlandse wijze. Ik spel dus de meestal als ‘Yehuda’ weergegeven naam als ‘Jehoeda.’ Dat impliceert dat men soms even moet zoeken: wie wil weten wat een ‘lulab’ is als men die term ergens tegenkomt, moet zich realiseren dat de uitspraak van dat woord ‘loelav’ is en de titel van het lemma volgens de hier aangehouden methode dus ook zo geschreven wordt. Dus bijv. ook niet Shavu’ot maar Sjavoe’ot.

De samensteller van deze kleine encyclopedie is dank verschuldigd aan de volgende personen: mijn vakgenoten Prof. Wout van Bekkum en Dr. Eibert Tigchelaar (Groningen), Dr. Dineke Houtman (Kampen) en Dr. Eric Ottenheijm (Utrecht) waren zo collegiaal op mijn verzoek de eerste versie van dit boek te lezen en van de nodige kritiek te voorzien; door hun vele op- en aanmerkingen hebben ze menige slordigheid, onjuistheid of omissie weten te voorkomen. Voor zover die toch nog in mijn boek zijn aan te treffen, ben ik daar zelf geheel verantwoordelijk voor. De heer Kees Korenhof van Uitgeverij Meinema dank ik ten slotte voor zijn stimulans dit boek te schrijven en zijn bereidheid het te publiceren.

Zeist, voorjaar 2005