Net als de bijbelse was ook de vroege joodse cultuur patriarchaal van aard - moderne gelijkheidsidealen werden daar niet gekoesterd. Het zal daarom niet verbazen dat over vrouwen dikwijls wordt gesproken in termen die uitdrukking geven aan de gedachte dat vrouwen inferieur zijn aan mannen, onbetrouwbaar, geneigd tot magische praktijken, of zelfs regelrecht gevaarlijk omdat ze verleidsters zijn die mannen tot overspel kunnen bewegen.
Het ideaal de vrouwen van de eigen familie binnenshuis te houden wordt dan ook af en toe verkondigd. Scholing van meisjes en vrouwen werd meestal niet toegejuicht en leidinggevende posities bleven onbereikbaar voor hen; hun rechten bleven beperkt. Lof is er echter voor de vrouw als zij als echtgenote en moeder haar plichten goed vervult en dus aan haar man en gezin dienstbaar is. Dat is het dominante, maar toch niet het totale beeld.Er zijn enkele vroegjoodse teksten met een opvallend positieve visie op vrouwen en hun capaciteiten. Zo wordt in enkele verhalende teksten de rol van bijbelse vrouwen uitvergroot ten koste van die van mannen zodat man en vrouw als gelijkwaardig op één lijn worden gezet. In een enkel geschrift wordt ook de rol van Eva bij de zogenaamde ‘zondeval’ gerelativeerd of de rol van Jobs dochters uitgelicht in plaats van die van zijn zoons. Er is wel over gespeculeerd of deze geschriften wellicht door joodse vrouwen geschreven zijn (de enige joodse schrijfster die we bij naam kennen was de alchemiste Maria). Ook zijn er inscripties die aantonen dat joodse vrouwen soms wel degelijk leidinggevende posities in de synagoge innamen, zij het alleen in de diaspora, buiten de invloedssfeer van de rabbijnen, en dat vrouwen ook goed geschoold konden zijn. Het negatieve beeld moet dus genuanceerd worden, al zouden de positieve tegenstemmen niet de toekomst hebben.